Het huis van Titus in Nieuwegein staat te koop, binnen enkele maanden vertrekt hij met zijn vrouw en twee kinderen naar Aruba. Zij heeft er een baan als verpleegkundige gevonden en gaat cursussen mindfullness aanbieden. Hij gaat er meubels maken en wil zich inzetten voor de samenleving. Hoe precies, weet hij nog niet.
Titus had een fijne jeugd, bij zijn ouders in Nieuwegein. ‘Het ontbrak mij en mijn twee zussen aan niets.’ Wat hij niet had, was zin om te leren. ‘Ik was geen studiebol.’ School kon hem maar weinig boeien. Hij was liever met praktische dingen bezig. Timmerman worden, net als zijn vader, leek Titus wel wat. Op het vmbo ging het timmeren crescendo – dat kon hij prima – maar al die andere vakken een stuk minder. Er hoefde maar iets te gebeuren of Titus was afgeleid. ‘Alleen voor de mooie en leuke meisjes kwam ik nog naar school.’
Titus bleef twee keer zitten en verliet school uiteindelijk zonder diploma. Amper achttien was hij toen hij begon te werken. Het geld dat hij ermee verdiende, ging voor een groot deel op aan gokken. Al vanaf zijn 16de was hij vaak achter de gokkast te vinden, eerst in de plaatselijke shoarmatent, later in de speelhal.
Zijn ouders konden hem niet van zijn verslaving af helpen, zijn vrouw en lotgenoten bij AGOG wel. Zij leerden hem om naar zichzelf te kijken en scherp te blijven. Gokverslaving is namelijk niet iets dat voorgoed verdwijnt, het gevaar van terugval ligt altijd op de loer. Maar Titus weet nu wie hij is. Dat voorkomt een hoop ellende. ‘Die zelfkennis gun ik elke verslaafde, want als je daarmee bent gewapend, ga je beslist nooit meer gokken.’